- banality als zelfstandig naamwoord:
- 1
banality
zelfstandig naamwoord
1 banality
A trite or obvious remark.
synoniemen: bromide, cliche, commonplace, platitude.
Nederlands: open deur, algemeenheid, alledaagsheid, banaliteit, cliché, gemeenplaats, platitude, sjablone, sjabloon
Pools: frazes, oczywistość, frazeologia, slogan, formułka, komunał, oklepanka, banał, liczman, ogólnik
Moby betekeniswoordenboek: banalness, bromide, chestnut, cliche, commonness, commonplace, commonplace expression, commonplaceness, corn, corniness, familiar tune, familiarness, fustiness, hackneyed saying, hackneyedness, lieu commun, locus communis, mustiness, old joke, old saw ... meer laten zien.
Vind elders meer over banality: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.
debug info: 0.0308