- elocution als zelfstandig naamwoord:
- 1
elocution
zelfstandig naamwoord
1 elocution
An expert manner of speaking involving control of voice and gesture.
Roget 582: speech, faculty of speech; locution, talk, parlance, verbal intercourse, prolation†, oral communication, word of mouth, parole, palaver, prattle; effusion. oration, ... meer laten zien
Nederlands: welsprekendheid, voordrachtkunst, welbespraaktheid, elocutie
Pools: oratorstwo, wymowa, retoryka, krasomówstwo, kaznodziejstwo
Moby betekeniswoordenboek: accents, chatter, comment, conversation, debating, declamation, demagogism, discourse, eloquence, forensics, gab, homiletics, language, lecturing, oral communication, oratory, palaver, parole, platform oratory, prattle ... meer laten zien.
Vind elders meer over elocution: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.
debug info: 0.0387