- get-go als zelfstandig naamwoord:
- 1
get-go
zelfstandig naamwoord
1 get-go
The time at which something is supposed to begin:
— She knew from the get-go that he was the man for her.
synoniemen: beginning, commencement, first, kickoff, offset, outset, showtime, start, starting time.
Nederlands: show Time, aanvang, begin, beginperiode, intrede, inval, opmaat
Pools: poczÄ…tek
Vind elders meer over get-go: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.
debug info: 0.0217