taunting
zelfstandig naamwoord
1 taunting
Aggravation by deriding or mocking or criticizing.
Pools: przycięcie, dogadanie, przygryzienie, przygadanie, docięcie, przytknięcie, przymówienie
bijvoeglijk naamwoord
1 taunting
Abusing vocally; expressing contempt or ridicule:
— Taunting shouts of `coward' and `sissy'.
synoniemen: derisive, gibelike, jeering, mocking.
Pools: zjadliwy, zgryźliwy
Moby betekeniswoordenboek: banter, bantering, booing, catcalling, chaffing, derision, derisive, derisory, fleering, flippancy, flippant, fooling, grinning, hissing, hooting, jeering, joshing, kidding, leering, levity ... meer laten zien.
Vind elders meer over taunting: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.
debug info: 0.017