Engelse synoniemen over ons - contact  

chewing gum

zelfstandig naamwoord

1 chewing gum

A preparation (usually made of sweetened chicle) for chewing.

synoniem: gum.

Nederlands: kauwgom, kauwgum
Pools: guma


Moby betekeniswoordenboek: Lastex, baleen, battledore, bubble gum, chicle, chicle gum, elastic, elastomer, gum, gum elastic, handball, jumping jack, racket, rubber, rubber ball, rubber band, spandex, spring, springboard, stretch fabric ... meer laten zien.

Vind elders meer over chewing gum: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0353