- fruitful als bijvoeglijk naamwoord:
- 1
fruitful
bijvoeglijk naamwoord
1 fruitful
Productive or conducive to producing in abundance.
Roget 168: productive, prolific; teeming, teemful†; fertile, fruitful, frugiferous†, fruit-bearing; fecund, luxuriant; pregnant, uberous†. procreant†, procreative; ... meer laten zien
Nederlands: fruitig
Moby betekeniswoordenboek: abundant, advantageous, beneficial, blooming, bounteous, bountiful, bursting, bursting out, copious, creative, effective, exuberant, fecund, fertile, flourishing, fructiferous, fructuous, generous, lush, luxuriant ... meer laten zien.
Vind elders meer over fruitful: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.
debug info: 0.0279