- insurer als zelfstandig naamwoord:
- 1
insurer
zelfstandig naamwoord
1 insurer
A financial institution that sells insurance.
synoniemen: insurance company, insurance firm, insurance underwriter, underwriter.
Nederlands: verzekeringsgever, assuradeur, verzekeraar, verzekering, verzekeringsbedrijf, verzekeringsmaatschappij
Pools: ubezpieczyciel, zakład ubezpieczeń
Moby betekeniswoordenboek: approver, bailsman, bondsman, certifier, confirmer, cosignatory, cosigner, endorser, godfather, godparent, guarantee, guarantor, guaranty, mainpernor, mortgagor, notary, notary public, party, ratifier, signatory ... meer laten zien.
Vind elders meer over insurer: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.
debug info: 0.0323