Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

canoe

zelfstandig naamwoord

1 canoe

Small and light boat; pointed at both ends; propelled with a paddle.

Roget 273: ship, vessel, sail; craft, bottom.    navy, marine, fleet, flotilla; shipping.    man of war etc. (combatant) 726; ... meer laten zien

Nederlands: kano
Pools: kanoe, kanu, kanadyjka

werkwoord

1 canoe

Travel by canoe.


Moby betekeniswoordenboek: almadia, ark, auxiliary, barge, boat, buss, cargo boat, carry sail, cat, catamaran, circumnavigate, coast, cockle, cockleshell, cog, coracle, cross, cruise, cruiser, cutter ... meer laten zien.

Vind elders meer over canoe: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

canoeing

Moby betekeniswoordenboek: boating, circumnavigation, coasting, cruising, gunkholing, motorboating, navigability, navigating, navigation, passage-making, periplus, rowing, sailing, sculling, sea travel, seafaring, steaming, travel by water, voyaging, water travel ... meer laten zien.

Vind elders meer over canoeing: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0384