Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

bang

zelfstandig naamwoord

1 bang

A vigorous blow:
— He got a bang on the head.

synoniemen: bash, belt, knock, smash.

Roget 273: ship, vessel, sail; craft, bottom.    navy, marine, fleet, flotilla; shipping.    man of war etc. (combatant) 726; ... meer laten zien

Pools: gwizdnięcie

2 bang

A sudden very loud noise.

synoniemen: bam, blast, clap, eruption.

Roget 404: loudness, power; loud noise, din; blare; clang, clangor; clatter, noise, bombilation, roar, uproar, racket, ... meer laten zien

Nederlands: bons, klap, ontploffing, slag, smak, stoot

3 bang

A border of hair that is cut short and hangs across the forehead.

synoniem: fringe.

Nederlands: froefroe, slag, pony
Pools: grzywka

4 bang

The swift release of a store of affective force:
— They got a great bang out of it.

synoniemen: boot, charge, flush, kick, rush, thrill.

Roget 276: impulse, impulsion, impetus; momentum; push, pulsion, thrust, shove, jog, jolt, brunt, booming, boost [U.S.], throw; ... meer laten zien

5 bang

A conspicuous success:
— The party went with a bang.

synoniemen: hit, smash, smasher, strike.

Nederlands: klapper, knaller, succes, topper
Pools: hit, przebój

werkwoord

1 bang

Strike violently.

synoniem: slam.

Roget 972: punish; chastise, chasten; castigate, correct, inflict punishment, administer correction, deal retributive justice; cowhide, lambaste [Slang].    visit upon, pay; pay out, serve out; ... meer laten zien

Roget 276: give an impetus etc. n.; impel, push; start, give a start to, set going; drive, urge, boom; thrust, prod, ... meer laten zien

Roget 406: rap, snap, tap, knock, ping; click; clash; crack, crackle; crash; pop; slam, bang, blast, ... meer laten zien

2 bang

To produce a sharp often metallic explosive or percussive sound.

3 bang

Close violently.

synoniem: slam.

Nederlands: dichtslaan

4 bang

Move noisily.

5 bang

Have sexual intercourse with.

synoniemen: be intimate, bed, bonk, do it, eff, fuck, get it on, get laid, have a go at it, have intercourse ... meer laten zien.

Nederlands: de liefde bedrijven, naar bed gaan met, slapen met, batsen, seks hebben, vrijen, bedvogelen, bibberen, bonken, bonzen ... meer laten zien

6 bang

Leap, jerk, bang.

synoniem: spang.

bijwoord

1 bang

Directly:
— He ran bang into the pole.

synoniemen: bolt, slap, slapdash, smack.


Moby betekeniswoordenboek: abruptly, accurately, aggressiveness, antitoxin, backfire, bag, bang into, bangs, bar, bark, barricade, bash, baste, bat, batten, batten down, batter, beat, beating, belt ... meer laten zien.

Vind elders meer over bang: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0681