Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

planting

zelfstandig naamwoord

1 planting

The act of fixing firmly in place.

Roget 300: insertion, implantation, introduction; insinuation etc. (intervention) 228; planting, etc. v.; injection, inoculation, importation, infusion; ... meer laten zien

Nederlands: sieraanplanting

2 planting

A collection of plants (trees or shrubs or flowers) in a particular area.

Nederlands: verbouwen, opkweken, aanplanten, planten, beplanting, plantage

3 planting

Putting seeds or young plants in the ground to grow.

Nederlands: beplanting
Pools: sadzenie, zasadzanie


Moby betekeniswoordenboek: broadcast, broadcasting, clump, crop, dissemination, growth, hassock, insemination, plantation, reforestation, resetting, retimbering, seeding, semination, setting, sowing, stand, transplantation, tuft, tussock.

Vind elders meer over planting: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0425