Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

regency

zelfstandig naamwoord

1 regency

The period of time during which a regent governs.

Roget 755: commission, delegation; consignment, assignment; procuration; deputation, legation, mission, embassy; agency, agentship; power of attorney; clerkship; ... meer laten zien

Nederlands: regententijd

2 Regency

The period from 1811-1820 when the Prince of Wales was regent during George III's periods of insanity.

3 regency

The office of a regent.


Moby betekeniswoordenboek: absolute monarchy, aedileship, agency, agentship, archbishopric, archiepiscopacy, archiepiscopate, aristocracy, assignment, autarchy, authority, authorization, autocracy, autonomy, bishopric, brevet, care, chairmanship, chancellery, chancellorate ... meer laten zien.

Vind elders meer over regency: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0404