Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

tithe

zelfstandig naamwoord

1 tithe

A levy of one tenth of something.

Roget 812: price, amount, cost, expense, prime cost, charge, figure; demand, damage; fare, hire, wages etc. (remuneration) ... meer laten zien

Nederlands: tiende
Pools: dziesięcina

2 tithe

An offering of a tenth part of some personal income.

werkwoord

1 tithe

Exact a tithe from.

2 tithe

Levy a tithe on (produce or a crop).

3 tithe

Pay one tenth of; pay tithes on, especially to the church.

4 tithe

Pay a tenth of one's income, especially to the church.


bijvoeglijk naamwoord

Roget 99: quinquefid, quinquelateral, quinquepartite; quinqevalent, pentavalent; quinquarticular; octifid; decimal, tenth, tithe; duodecimal, twelfth; sexagesimal, ... meer laten zien

Moby betekeniswoordenboek: alms, alms fee, ask, assess, assessment, cess, charge, charge for, charity, collection, conscience money, contribution, decagonal, decahedral, decasyllabic, decimal, decimalization, decimation, decuple, demand ... meer laten zien.

Vind elders meer over tithe: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0471