Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

brevity

zelfstandig naamwoord

1 brevity

The use of brief expressions.

Roget 572: conciseness etc. adj.; brevity, the soul of wit," laconism; Tacitus; ellipsis; syncope; abridgment etc. (shortening) 201; ... meer laten zien

Roget 201: shortness etc. adj.; brevity; littleness etc. 193; a span.    shortening etc. v.; abbreviation, abbreviature; abridgment, ... meer laten zien

2 brevity

The attribute of being brief or fleeting.

synoniemen: briefness, transience.

Nederlands: tijdeijkheid


Moby betekeniswoordenboek: brachylogy, briefness, brusqueness, compactness, compendiousness, conciseness, concision, crispness, curtness, dumbness, economy, economy of words, instantaneousness, laconicalness, laconicism, laconism, littleness, lowness, muteness, obmutescence ... meer laten zien.

Vind elders meer over brevity: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0651