Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

transience

zelfstandig naamwoord

1 transience

An impermanence that suggests the inevitability of ending or dying.

synoniemen: transiency, transitoriness.

Roget 111: transience, transientness etc. adj.; evanescence, impermanence, fugacity [Chem], caducity, mortality, span; nine days' wonder, bubble, Mayfly; ... meer laten zien

Nederlands: vergankelijkheid
Pools: przemijalność

2 transience

The attribute of being brief or fleeting.

synoniemen: brevity, briefness.

Nederlands: tijdeijkheid


Moby betekeniswoordenboek: adaptability, adjustability, alterability, brevity, briefness, changeability, changeableness, changefulness, compactness, compendiousness, conciseness, curtness, death rate, death toll, flexibility, fluidity, impermanence, instantaneousness, littleness, lowness ... meer laten zien.

Vind elders meer over transience: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0294