- cigarette als zelfstandig naamwoord:
- 1
cigarette
zelfstandig naamwoord
1 cigarette
Finely ground tobacco wrapped in paper; for smoking.
synoniemen: butt, cigaret, coffin nail, fag.
Roget 392: pungency, piquance, piquancy, poignancy haut-gout, strong taste, twang, race. sharpness etc. adj.; acrimony; roughness etc. (sour) ... meer laten zien
Nederlands: kankerstok, peuk, saffie, shagje, sigaret, sjekkie, strootje
Pools: papieros
Vind elders meer over cigarette: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.
debug info: 0.0266