Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

dial

zelfstandig naamwoord

1 dial

The face of a timepiece; graduated to show the hours.

Roget 114: chronometry, horometry, horology; date, epoch; style, era.    almanac, calendar, ephemeris; register, registry; chronicle, annals, ... meer laten zien

Nederlands: wijzerplaat

2 dial

The control on a radio or television set that is used for tuning.

Nederlands: draaischijf, kiesschijf, nummerschijf

3 dial

The circular graduated indicator on various measuring instruments.

4 dial

A disc on a telephone that is rotated a fixed distance for each number called.

synoniem: telephone dial.

Pools: tarcza numerowa, tarcza

werkwoord

1 dial

Operate a dial to select a telephone number.

2 dial

Choose by means of a dial.


Moby betekeniswoordenboek: appraise, appreciate, assay, assess, buzz, calculate, calibrate, caliper, call, call up, check a parameter, compute, countenance, divide, estimate, evaluate, face, fathom, features, gauge ... meer laten zien.

Vind elders meer over dial: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0474