- plasticity als zelfstandig naamwoord:
- 1
plasticity
zelfstandig naamwoord
1 plasticity
The property of being physically malleable; the property of something that can be worked or hammered or shaped without breaking.
synoniem: malleability.
Roget 324: softness, pliableness etc. adj.; flexibility; pliancy, pliability; sequacity†, malleability; ductility, tractility†; extendibility, extensibility; ... meer laten zien
Nederlands: kneedbaarheid, buigzaamheid, wendbaarheid, smeedbaarheid
Pools: kowalność, kujność
Moby betekeniswoordenboek: adaptability, adjustability, agreeability, agreeableness, alterability, amenability, aptitude, aptness, bendability, biddability, brightness, changeability, changeableness, changefulness, cleverness, compliableness, docility, ductibility, ductility, educability ... meer laten zien.
Vind elders meer over plasticity: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.
debug info: 0.0264