Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

profiteer

zelfstandig naamwoord

1 profiteer

Someone who makes excessive profit (especially on goods in short supply).

Nederlands: krentenpikker, profiteur, zakkenvuller

werkwoord

1 profiteer

Make an unreasonable profit, as on the sale of difficult to obtain goods.


Moby betekeniswoordenboek: blackmailer, bleed, bleed white, bloodsucker, clip, exploit, exploiter, extort, extortionist, fleece, gouge, harpy, hold up, leech, milk, overcharge, overprice, overtax, predator, racketeer ... meer laten zien.

Vind elders meer over profiteer: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0303