Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

exploit

zelfstandig naamwoord

1 exploit

A notable achievement.

synoniemen: effort, feat.

Roget 680: action, performance; doing, etc. v.; perpetration; exercise, excitation; movement, operation, evolution, work; labor ... meer laten zien

Roget 861: courage, bravery, valor; resoluteness, boldness etc. adj.; spirit, daring, gallantry, intrepidity; contempt of danger, defiance of danger; derring-do; ... meer laten zien

Nederlands: heldendaad, exploit, wapenfeit, prestatie, daad

werkwoord

1 exploit

Use or manipulate to one's advantage:
— He exploit the new taxation system.

synoniem: work.

Nederlands: exploiteren, uitbuiten, uitknijpen, uitpersen, uitzuigen

2 exploit

Draw from; make good use of:
— We must exploit the resources we are given wisely.

synoniem: tap.

Nederlands: exploiteren, uitbaten

3 exploit

Work excessively hard:
— He is exploiting the students.

synoniem: overwork.

Nederlands: nawerken, overwerken


Moby betekeniswoordenboek: abuse, accomplished fact, accomplishment, achievement, act, acta, action, adventure, apply, aristeia, attainment, beguile, benefit from, bestow, bleed, bleed white, blow, bold stroke, capitalize on, cash in on ... meer laten zien.

Vind elders meer over exploit: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0437