Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

two

zelfstandig naamwoord

1 two

The cardinal number that is the sum of one and one or a numeral representing this number.

synoniemen: 2, deuce, II.

Roget 89: duality, dualism; duplicity; biplicity, biformity; polarity.    two, deuce, couple, duet, brace, pair, cheeks, twins, ... meer laten zien

Nederlands: twee
Pools: dwójeczka

2 two

One of the four playing cards in a deck that have two spots.

synoniem: deuce.

Pools: dwójka

bijvoeglijk naamwoord

1 two

Being one more than one:
— He received two messages.

synoniemen: 2, ii.

Roget 89: two, twin; dual, dualistic, double; binary, binomial; twin, biparous; dyadic [Math.]; conduplicate; duplex etc. 90; ... meer laten zien


Moby betekeniswoordenboek: biform, bifurcated, bilateral, bipartisan, bipartite, both, brace, couple, couplet, dichotomous, distich, double, double harness, doublet, duad, duadic, dual, dualistic, duet, duo ... meer laten zien.

Vind elders meer over two: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0494