Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

duet

zelfstandig naamwoord

1 duet

Two items of the same kind.

synoniemen: brace, couple, couplet, distich, duad, duo, dyad, pair, span, twain ... meer laten zien.

Roget 89: duality, dualism; duplicity; biplicity, biformity; polarity.    two, deuce, couple, duet, brace, pair, cheeks, twins, ... meer laten zien

Roget 415: music; concert; strain, tune, air; melody etc. 413; aria, arietta; piece of music [Fr.], work, number, opus; ... meer laten zien

Nederlands: stel, koppel, paar, twee, tweetal
Pools: parka

2 duet

Two performers or singers who perform together.

synoniemen: duette, duo.

Nederlands: quatre-mains
Pools: duo, duet

3 duet

A pair who associate with one another.

synoniemen: couple, duo, twosome.

Nederlands: duo, span, stel, stelletje, tweespan
Pools: paƄstwo

4 duet

A musical composition for two performers.

synoniemen: duette, duo.

Nederlands: duet, duo, quatre-mains
Pools: duet

5 duet

ballet A dance for two people (usually a ballerina and a danseur noble).

synoniem: pas de deux.


Moby betekeniswoordenboek: bipartisanship, both, brace, coaction, coadjuvancy, coadministration, coagency, cochairmanship, codirectorship, collaboration, collaborativeness, collectivism, collusion, commensalism, common effort, common enterprise, communalism, communism, communitarianism, community ... meer laten zien.

Vind elders meer over duet: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0576