binge
zelfstandig naamwoord
1 binge
2 binge
An occasion for excessive eating or drinking.
Nederlands: vreetbui, zuippartij
werkwoord
1 binge
Overeat or eat immodestly; make a pig of oneself:
— The kids binged on ice cream.
synoniemen: englut, engorge, glut, gorge, gormandise, gormandize, gourmandize, ingurgitate, overeat, overgorge ... meer laten zien.
Nederlands: te veel eten, toegeeflijk, schrokken, overeten, brassen, schransen
Moby betekeniswoordenboek: bacchanal, bacchanalia, bacchanalian, bat, bender, blast, blowout, booze, bout, brannigan, bum, bust, carousal, carouse, celebration, compotation, debauch, drinking bout, drunk, drunken carousal ... meer laten zien.
Vind elders meer over binge: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.
debug info: 0.0711