Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

glut

zelfstandig naamwoord

1 glut

The quality of being so overabundant that prices fall.

synoniemen: oversupply, surfeit.

Roget 869: satiety, satisfaction, saturation, repletion, glut, surfeit; cloyment, satiation; weariness etc. 841.    spoiled child; enfant gete [Fr.], ... meer laten zien

Roget 633: machinery, mechanism, engineering.    instrument, organ, tool, implement, utensil, machine, engine, lathe, gin, mill; air engine, ... meer laten zien

Roget 641: redundancy, redundance; too much, too many; superabundance, superfluity, superfluence, saturation; nimiety, transcendency, exuberance, profuseness; profusion ... meer laten zien

Nederlands: overmaat, oververzadiging, landbouwoverschot
Pools: nadpodaż

werkwoord

1 glut

Overeat or eat immodestly; make a pig of oneself.

synoniemen: binge, englut, engorge, gorge, gormandise, gormandize, gourmandize, ingurgitate, overeat, overgorge ... meer laten zien.

Roget 641: superabound, overabound; know no bounds, swarm; meet one at every turn; creep with, crawl with, bristle with; overflow; run over, flow over, well over, brim over; run riot; ... meer laten zien

Nederlands: te veel eten, toegeeflijk, schrokken, overeten, brassen, schransen

2 glut

Supply with an excess of:
— Glut the country with cheap imports from the Orient.

synoniemen: flood, oversupply.


Moby betekeniswoordenboek: allay, batten, be infinitely repetitive, be tedious, bellyful, bolt, bolt down, choke, clog, cloy, congest, congestion, cram, crowd, deluge, devour, drag on, drench, engorge, engorgement ... meer laten zien.

Vind elders meer over glut: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0434