Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

fling

zelfstandig naamwoord

1 fling

A usually brief attempt.

synoniemen: crack, go, offer, pass, whirl.

Roget 284: propulsion, projection; propelment; vis a tergo [Lat.], force from behind; push, shove etc. (impulse) 276; ejaculate; ejection etc. 297; ... meer laten zien

Roget 929: disrespect, disesteem, disestimation; disparagement etc. (dispraise) 932, (detraction) 934.    irreverence; slight, neglect, spretae injuria formae [Lat.] [Vergil], ... meer laten zien

Nederlands: bod

2 fling

A brief indulgence of your impulses.

synoniem: spree.

Roget 840: amusement, entertainment, recreation, fun, game, fun and games; diversion, divertissement; reaction, solace; pastime, passetemps [Fr.], sport; ... meer laten zien

3 fling

The act of flinging.

Nederlands: avontuurtje, slippertje

werkwoord

1 fling

Throw with force or recklessness.

2 fling

Move in an abrupt or headlong manner.

3 fling

Indulge oneself.

synoniem: splurge.

4 fling

Throw or cast away.

synoniemen: cast aside, cast away, cast out, chuck out, discard, dispose, put away, throw away, throw out, toss ... meer laten zien.

Roget 284: propel, project, throw, fling, cast, pitch, chuck, toss, jerk, heave, shy, hurl; flirt, fillip.    ... meer laten zien

Nederlands: afdanken, verwerpen, afleggen


Moby betekeniswoordenboek: approach, assay, attempt, bash, bat, bender, bid, binge, boil, bolt, bout, bowl, bung, bust, career, carousal, carouse, cast, cast at, catapult ... meer laten zien.

Vind elders meer over fling: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0258