cladding
zelfstandig naamwoord
1 cladding
A protective covering that protects the outside of a building.
synoniem: facing.
Nederlands: gevelbekleding, beschoeiing, schoeiing
Vind elders meer over cladding: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.
clad
bijvoeglijk naamwoord
1 clad
Wearing or provided with clothing; sometimes used in combination:
— Nurses clad in white.
— White-clad nurses.
synoniem: clothed.
Roget 225: invested etc. v.; habited; dighted†; barbed, barded; clad, costume, shod, chausse [Fr.]; en grande tenue [Fr.] etc. (show) ... meer laten zien
Pools: ubrany
2 clad
Having an outer covering especially of thin metal.
Moby betekeniswoordenboek: apparel, appareled, array, arrayed, attire, attired, bedecked, breeched, capped, chausse, cloaked, clothed, coifed, costumed, decked, dight, disguised, dress, dressed, enclothe ... meer laten zien.
Vind elders meer over clad: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.
debug info: 0.0696