- compete als werkwoord:
- 1
compete
werkwoord
1 compete
Compete for something; engage in a contest; measure oneself against others.
Nederlands: mededingen, meedingen, concurreren, meten, opboksen, optornen, rivaliseren, touwtrekken, vechten, wedijveren
Moby betekeniswoordenboek: antagonize, approach, attempt, battle, beat against, beat up against, breast the wave, buck, buffet, buffet the waves, challenge, clash, close with, collide, combat, compete with, conflict, contend, contend against, contest ... meer laten zien.
Vind elders meer over compete: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.
debug info: 0.04