Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

debt

zelfstandig naamwoord

1 debt

The state of owing something (especially money).

Roget 780: property, possession, suum cuique [Lat.], meum et tuum [Lat.].    ownership, proprietorship, lordship; seignority; empire etc. (dominion) 737.    interest, stake, ... meer laten zien

Roget 806: debt, obligation, liability, indebtment, debit, score.    bill; check; account (credit) 805.    arrears, deferred payment, deficit, ... meer laten zien

2 debt

Money or goods or services owed by one person to another.

Nederlands: schuld
Pools: zadłużenie, kreska, dług

3 debt

An obligation to pay or do something.


Moby betekeniswoordenboek: accountability, accountable, answerable for, arrearage, arrears, beholden, borrowing, debit, debtor, default, deficit, delinquency, due, encumbered, encumbrance, financing, hire purchase, hitting, hitting-up, hocking ... meer laten zien.

Vind elders meer over debt: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0327