- janitor als zelfstandig naamwoord:
- 1
janitor
zelfstandig naamwoord
1 janitor
Someone employed to clean and maintain a building.
Roget 263: stopper, stopple; plug, cork, bung, spike, spill, stopcock, tap; rammer†; ram, ramrod; piston; ... meer laten zien
Nederlands: portier, concierge, conciërge, huisbewaarder
Pools: woźny
Moby betekeniswoordenboek: air warden, attendant, caretaker, castellan, cerberus, char, charwoman, cleaner, cleaner-off, cleaner-up, cleaning lady, cleaning man, cleaning woman, concierge, conservator, curator, custodian, doorkeeper, doorman, forest ranger ... meer laten zien.
Vind elders meer over janitor: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.
debug info: 0.0288