Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

jowl

zelfstandig naamwoord

1 jowl

The jaw in vertebrates that is hinged to open the mouth.

synoniemen: jawbone, lower jaw, lower jawbone, mandible, mandibula, mandibular bone, submaxilla.

Roget 236: laterality; side, flank, quarter, lee; hand; cheek, jowl, jole, wing; profile; temple, parietes [Lat.], loin, ... meer laten zien

Nederlands: kaak, kaaksbeen, onderkaak
Pools: żuchwa

2 jowl

A fullness and looseness of the flesh of the lower cheek and jaw (characteristic of aging).


Moby betekeniswoordenboek: bank, bazoo, beam, border, broadside, chaps, cheek, chop, chops, coast, embouchure, flank, gab, gob, hand, handedness, haunch, hip, jaw, jaws ... meer laten zien.

Vind elders meer over jowl: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0714