Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

orientation

zelfstandig naamwoord

1 orientation

The act of orienting.

Roget 236: laterality; side, flank, quarter, lee; hand; cheek, jowl, jole, wing; profile; temple, parietes [Lat.], loin, ... meer laten zien

Nederlands: oriëntatie, oriënteringsvermogen
Pools: nastawianie, nakierowywanie, orientowanie, ukierunkowywanie

2 orientation

An integrated set of attitudes and beliefs.

Pools: orientacja

3 orientation

Position or alignment relative to points of the compass or other specific directions.

Nederlands: oriëntatie, richting, gerichtheid, plaatsbepaling, oriëntering

4 orientation

A predisposition in favor of something:
— Showed a Marxist orientation.

synoniemen: predilection, preference.

Nederlands: neiging, voorkeur, preferentie, voorliefde, zwak

5 orientation

A person's awareness of self with regard to position and time and place and personal relationships.

6 orientation

A course introducing a new situation or environment.

synoniem: orientation course.

Nederlands: kerkbouwrichting, oriëntatie


Moby betekeniswoordenboek: acclimation, acclimatization, accommodation, accustoming, adaptation, adaption, adjustment, aim, alignment, arrangement, aspect, assimilation, attitude, azimuth, bearing, bearings, bent, breaking, breaking-in, briefing ... meer laten zien.

Vind elders meer over orientation: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.051