Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

cheek

zelfstandig naamwoord

1 cheek

Either side of the face below the eyes.

Roget 666: refuge, sanctuary, retreat, fastness; acropolis; keep, last resort; ward; prison etc. 752; asylum, ark, ... meer laten zien

Roget 236: laterality; side, flank, quarter, lee; hand; cheek, jowl, jole, wing; profile; temple, parietes [Lat.], loin, ... meer laten zien

Nederlands: bil, koon, wang, wangetje
Pools: policzek

2 cheek

An impudent statement.

synoniemen: impertinence, impudence.

3 cheek

Either of the two large fleshy masses of muscular tissue that form the human rump.

synoniem: buttock.

Nederlands: wangen, bil
Pools: pośladek, półdupek

4 cheek

Impudent aggressiveness.

synoniemen: boldness, brass, face, nerve.

Pools: zadziorność, zaczepność

werkwoord

1 cheek

Speak impudently to.

Roget 468: countervail, oppose; mitigate against; rebut etc. (refute) 479; subvert etc. (destroy) 162; cheek, weaken; contravene; ... meer laten zien


Moby betekeniswoordenboek: arse, ass, backside, bank, beam, behind, border, bottom, brashness, brass, brazen boldness, breech, broadside, bum, butt, can, cheeks, chop, chutzpah, coast ... meer laten zien.

Vind elders meer over cheek: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0449