- prong als zelfstandig naamwoord:
- 1
prong
zelfstandig naamwoord
1 prong
A pointed projection.
Roget 91: bisection, bipartition; dichotomy, subdichotomy†; halving etc. v.; dimidiation†. bifurcation, forking, branching, ramification, divarication; fork, ... meer laten zien
Nederlands: vork, punt, tand, prikker, prikkertje
Pools: ząb
Moby betekeniswoordenboek: V, affluent, bayou, billabong, branch, confluent, confluent stream, crotch, crutch, delta, dendritic drainage pattern, effluent, fan, feeder, fork, furcula, furculum, groin, inguen, offshoot ... meer laten zien.
Vind elders meer over prong: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.
debug info: 0.0212