Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

shorten

werkwoord

1 shorten

Make shorter than originally intended; reduce or retrench in length or duration.

Nederlands: abbreviëren, afkorten, verkorten

2 shorten

Reduce in scope while retaining essential elements:
— The manuscript must be shortened.

synoniemen: abbreviate, abridge, contract, cut, foreshorten, reduce.

Roget 36: decrease, diminish, lessen; abridge etc. (shorten) 201; shrink etc. (contract) 195; drop off, fall off, tail off; ... meer laten zien

Roget 195: become small, become smaller; lessen, decrease etc. 36; grow less, dwindle, shrink, contract, narrow, shrivel, collapse, wither, ... meer laten zien

Roget 201: be short etc. adj.; render short etc. adj.; shorten, curtail, abridge, abbreviate, take in, reduce; compress etc. ... meer laten zien

Nederlands: verkorten, versimpelen, bekorten, samentrekken

3 shorten

Make short or shorter.

4 shorten

Become short or shorter.

5 shorten

Edit by omitting or modifying parts considered indelicate.

synoniemen: bowdlerise, bowdlerize, castrate, expurgate.

Nederlands: censureren, zuiveren, castigeren, kuisen


Moby betekeniswoordenboek: abate, abbreviate, abrade, abridge, abstract, bate, be telegraphic, bob, bobtail, boil down, brief, capsule, capsulize, circumscribe, clip, coarct, compact, compress, concentrate, condense ... meer laten zien.

Vind elders meer over shorten: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0412