Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

stub

zelfstandig naamwoord

1 stub

A short piece remaining on a trunk or stem where a branch is lost.

Nederlands: stomp, beginnetje

2 stub

A small piece:
— A stub of a pencil.

synoniem: nub.

3 stub

A torn part of a ticket returned to the holder as a receipt.

synoniem: ticket stub.

Pools: kupon

4 stub

The part of a check that is retained as a record.

synoniemen: check stub, counterfoil.

Nederlands: strook

5 stub

The small unused part of something (especially the end of a cigarette that is left after smoking).

synoniem: butt.

Nederlands: peuk, kont

werkwoord

1 stub

Pull up (weeds) by their roots.

2 stub

Extinguish by crushing.

3 stub

Clear of weeds by uprooting them.

4 stub

Strike (one's toe) accidentally against an object.


Moby betekeniswoordenboek: Thule, Ultima Thule, billhead, bitter end, book stamp, bookplate, bottom dollar, boundary, brand, broad arrow, brush, butt, butt end, cachet, carton of cigarettes, cauda, caudal appendage, caudation, check, cig ... meer laten zien.

Vind elders meer over stub: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

stubbed

bijvoeglijk naamwoord

Roget 201: short, brief, curt; compendious, compact; stubby, scrimp; shorn, stubbed; stumpy, thickset, pug; chunky [U.S.], decurtate; ... meer laten zien

Vind elders meer over stubbed: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.061