- vicinity als zelfstandig naamwoord:
- 1
vicinity
zelfstandig naamwoord
1 vicinity
A surrounding or nearby region:
— The plane crashed in the vicinity of Asheville.
synoniemen: locality, neck of the woods, neighborhood, neighbourhood.
Roget 197: nearness etc. adj.; proximity, propinquity; vicinity, vicinage; neighborhood, adjacency; contiguity etc. 199. short distance, short step, ... meer laten zien
Roget 227: circumjacence†, circumambience†; environment, encompassment; atmosphere, medium, surroundings. outpost; border etc. (edge) 231; girdle etc. ... meer laten zien
Nederlands: wijk, buurt, contreie, contreien, kader, milieu, nabijheid, omgeving, omstreek, omstreken ... meer laten zien
Pools: okolica, pobliże, sąsiedztwo
Moby betekeniswoordenboek: airspace, alentours, ambience, ambit, approach, approximation, area, belt, borderlands, circle, circuit, circumambiencies, circumjacencies, circumstances, closeness, compass, confines, context, continental shelf, convergence ... meer laten zien.
Vind elders meer over vicinity: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.
debug info: 0.0179