Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

babbler

zelfstandig naamwoord

1 babbler

An obnoxious and foolish and loquacious talker.

synoniemen: chatterbox, chatterer, magpie, prater, spouter.

Roget 584: loquacity, loquaciousness; talkativeness etc. adj.; garrulity; multiloquence, much speaking.    jaw; gabble; jabber, chatter; prate, prattle, ... meer laten zien

Roget 501: fool, idiot, tomfool, wiseacre, simpleton, witling, dizzard, donkey, ass; ninny, ninnyhammer; chowderhead, chucklehead; dolt, ... meer laten zien

Nederlands: kletsmajoor, kwebbel, zwammer, woordenkakker, zwetser, kletsmeier, kletskous, flapuit, leuteraar, babbelkous ... meer laten zien
Pools: gaduĊ‚a

2 babbler

Any of various insectivorous Old World birds with a loud incessant song; in some classifications considered members of the family Muscicapidae.

synoniem: cackler.


Vind elders meer over babbler: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0297