Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

goose

zelfstandig naamwoord

1 goose

Web-footed long-necked typically gregarious migratory aquatic birds usually larger and less aquatic than ducks.

Roget 253: sharpness etc. adj.; acuity, acumination; spinosity.    point, spike, spine, spicule [Biol.], spiculum; needle, hypodermic needle, tack, ... meer laten zien

Roget 409: sibilance, sibilation; zip; hiss etc. v.; sternutation; high note etc. 410.    [animals that hiss] goose, serpent, ... meer laten zien

Pools: gęś, gęś domowa

2 goose

A man who is a stupid incompetent fool.

synoniemen: bozo, cuckoo, fathead, goof, goofball, jackass, twat, zany.

Roget 501: fool, idiot, tomfool, wiseacre, simpleton, witling, dizzard, donkey, ass; ninny, ninnyhammer; chowderhead, chucklehead; dolt, ... meer laten zien

Nederlands: oliebol

3 goose

Flesh of a goose (domestic or wild).

Pools: gęsina

werkwoord

1 goose

Pinch in the buttocks.

2 goose

Prod into action.

3 goose

Give a spurt of fuel to.


Moby betekeniswoordenboek: Bantam, Cornish hen, banty, barn-door fowl, barnyard fowl, biddy, broiler, brooder, broody hen, caille, canard, caneton, capon, chanticleer, chapon, chick, chickabiddy, chicken, chicky, cock ... meer laten zien.

Vind elders meer over goose: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0452