bangle
zelfstandig naamwoord
1 bangle
2 bangle
Cheap showy jewelry or ornament on clothing.
synoniemen: bauble, fallal, gaud, gewgaw, novelty, trinket.
Nederlands: fuif, kerstbal, kleinood, prularia, sieraad, snuisterij
Pools: błyskotka, świecidełko
Moby betekeniswoordenboek: anklet, armlet, beads, bijou, bracelet, breastpin, brooch, chain, chaplet, charm, chatelaine, circle, coronet, crown, diadem, earring, fob, gem, jewel, locket ... meer laten zien.
Vind elders meer over bangle: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.
debug info: 0.0343