Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

blossom

zelfstandig naamwoord

1 blossom

Reproductive organ of angiosperm plants especially one having showy or colorful parts.

synoniemen: bloom, flower.

Roget 367: vegetable, vegetable kingdom; flora, verdure.    plant; tree, shrub, bush; creeper; herb, herbage; grass.    annual; ... meer laten zien

Nederlands: bloei, bloesem, bloem, bloemetje, bloempje, blom
Pools: kwiat

2 blossom

The period of greatest prosperity or productivity.

synoniemen: bloom, efflorescence, flower, flush, heyday, peak, prime.

Nederlands: bloeitijd, hoogtijdagen, bloeiperiode
Pools: szczyt

werkwoord

1 blossom

Produce or yield flowers.

synoniemen: bloom, flower.

Roget 734: prosper, thrive, flourish; be prosperous etc. adj.; drive a roaring trade, do a booming business; go on well, go on smoothly, go on swimmingly; sail before the wind, swim with the tide; run smooth, ... meer laten zien

Nederlands: uitgroeien

2 blossom

Develop or come to a promising stage:
— Youth blossomed into maturity.

synoniemen: blossom forth, blossom out, unfold.


Moby betekeniswoordenboek: advance, anthesis, batten, be in bloom, be in flower, bear fruit, bloom, blooming, blossoming, blow, blowing, blush, boom, brew, bring to maturity, bud, burgeon, burst into bloom, capitulum, come to fruition ... meer laten zien.

Vind elders meer over blossom: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0334