Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

timber

zelfstandig naamwoord

1 timber

The wood of trees cut and prepared for use as building material.

synoniem: lumber.

Roget 635: material, raw material, stuff, stock, staple; adobe, brown stone; chinking; clapboard; daubing; puncheon; shake; shingle, ... meer laten zien

Nederlands: hout, kaphout, dakbalk, ruw hout, timmerhout

2 timber

A beam made of wood.

3 timber

A post made of wood.

4 timber

Land that is covered with trees and shrubs.

synoniemen: forest, timberland, woodland.

Roget 367: vegetable, vegetable kingdom; flora, verdure.    plant; tree, shrub, bush; creeper; herb, herbage; grass.    annual; ... meer laten zien

Nederlands: Timberland, bosgebied, koord, touw, bosgrond
Pools: lasek

5 timber

music The distinctive property of a complex sound (a voice or noise or musical sound).

synoniemen: quality, timbre, tone.

Nederlands: geluid, klankkleur, timbre, toon
Pools: tembr, timbre


Moby betekeniswoordenboek: afforestation, arboretum, balk, bare pole, beam, beams, billet, board, boarding, boards, boondocks, bush, bushveld, character, chase, clapboard, climax forest, cloud forest, conifer, cord ... meer laten zien.

Vind elders meer over timber: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0688