Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

cinch

zelfstandig naamwoord

1 cinch

Any undertaking that is easy to do.

synoniemen: breeze, child's play, duck soup, picnic, piece of cake, pushover, snap, walkover.

Nederlands: makkie, peuleschil, kinderspel
Pools: formalność, łatwizna, pryszcz

2 cinch

Stable gear consisting of a band around a horse's belly that holds the saddle in place.

synoniem: girth.

Nederlands: omvang
Pools: popręg

3 cinch

A form of all fours in which the players bid for the privilege of naming trumps.

werkwoord

1 cinch

Tie a cinch around:
— Cinch horses.

synoniem: girth.

2 cinch

Make sure of.

3 cinch

Get a grip on; get mastery of.


Moby betekeniswoordenboek: affix, afford proof of, anchor, annex, ascertain, assure, attach, babe, back band, backstrap, band, bandage, bearing rein, belay, bellyband, belt, bend, bind, bind up, bit ... meer laten zien.

Vind elders meer over cinch: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0815