Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

consort

zelfstandig naamwoord

1 consort

The husband or wife of a reigning monarch.

Roget 903: marriage, matrimony, wedlock, union, intermarriage, miscegenation, the bonds of marriage, vinculum matrimonii [Lat.], nuptial tie.    married state, coverture, bed, cohabitation.    match; ... meer laten zien

Roget 88: accompaniment; adjunct etc. 39; context; appendage, appurtenance.    coexistence, concomitance, company, association, companionship; partnership, copartnership; ... meer laten zien

2 consort

A family of similar musical instrument playing together.

synoniem: choir.

Pools: chór

werkwoord

1 consort

Keep company with; hang out with.

synoniemen: affiliate, associate, assort.

Roget 892: be sociable etc. adj.; know; be acquainted etc. adj.; associate with, sort with, keep company with, walk hand in hand with; eat off the same trencher, club together, consort, ... meer laten zien

2 consort

Go together.

synoniemen: accord, agree, concord, fit in, harmonise, harmonize.

Nederlands: harmoniëren

3 consort

Keep company.

synoniem: run.


Moby betekeniswoordenboek: accompanier, accompanist, accompanyist, accord, accordance, ace, adjunct, affinity, agreement, ally, amigo, assent, associate, attendant, attune, attunement, bedfellow, bedmate, better half, bosom buddy ... meer laten zien.

Vind elders meer over consort: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0491