Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

twine

zelfstandig naamwoord

1 twine

A lightweight cord.

synoniem: string.

Roget 205: filament, line; fiber, fibril; funicle, vein; hair, capillament, cilium, cilia, pilus, pili; tendril, gossamer; ... meer laten zien

Nederlands: bindgaren, bindtouw, garen, paktouw, pees, touw
Pools: sznurek

werkwoord

1 twine

Spin, wind, or twist together:
— Intertwine the ribbons.
— Twine the threads into a rope.
— Intertwined hearts.

synoniemen: enlace, entwine, interlace, intertwine, lace.

Roget 219: cross, decussate; intersect, interlace, intertwine, intertwist, interweave, interdigitate, interlink.    twine, entwine, weave, inweave, twist, ... meer laten zien

Nederlands: ineenstrengelen, verstrengelen

2 twine

Arrange or or coil around:
— Twine the thread around the spool.

synoniemen: roll, wind, wrap.

Roget 248: be convoluted etc. adj.; wind, twine, turn and twist, twirl; wave, undulate, meander; inosculate; entwine, intwine; twist, ... meer laten zien

Nederlands: omwinden

3 twine

Make by twisting together or intertwining.

4 twine

Form into a spiral shape.

synoniemen: distort, twist.

Nederlands: verdraaien


Moby betekeniswoordenboek: band, begird, belt, belt in, braid, brail, cable, cincture, circle, coil, contort, cord, corkscrew, crinkle, curl, encincture, encircle, engird, enlace, enmesh ... meer laten zien.

Vind elders meer over twine: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0419