Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

wool

zelfstandig naamwoord

1 wool

A fabric made from the hair of sheep.

synoniemen: woolen, woollen.

Roget 256: roughness etc. adj.; tooth, grain, texture, ripple; asperity, rugosity, salebrosity, corrugation, nodosity; arborescence ... meer laten zien

Nederlands: wol, schapenvacht, schapenwol, schapewol
Pools: wełna, tkanina wełniana

2 wool

Fiber sheared from animals (such as sheep) and twisted into yarn for weaving.

3 wool

Outer coat of especially sheep and yaks.

synoniem: fleece.

Nederlands: wol
Pools: wełna


Moby betekeniswoordenboek: Aralac, Avisco, Celanese, Chemstrand, Dacron, Dynel, Lastex, Manila, Orlon, Terylene, Velon, Vicara, acetate rayon, alpaca, angora, bast, blubber, breeze, bristle, butter ... meer laten zien.

Vind elders meer over wool: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0296