Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

Jesuit

zelfstandig naamwoord

1 Jesuit

A member of the Jesuit order.

Nederlands: jezuïet
Pools: jezuita

Roget 996: clergy, clericals, ministry, priesthood, presbytery, the cloth, the desk.    clergyman, divine, ecclesiastic, churchman, priest, presbyter, hierophant, ... meer laten zien

Roget 548: deceiver etc. (deceive) etc. 545; dissembler, hypocrite; sophist, Pharisee, Jesuit, Mawworm, Pecksniff, Joseph Surface, Tartufe, ... meer laten zien

bijvoeglijk naamwoord

1 Jesuit

Having qualities characteristic of Jesuits or Jesuitism:
— Jesuitical education.

synoniemen: Jesuitic, Jesuitical.

Pools: jezuicki


Moby betekeniswoordenboek: Augustinian, Augustinian Hermit, Austin Friar, Benedictine, Bernardine, Black Friar, Black Monk, Bonhomme, Brigittine, Capuchin, Carmelite, Carthusian, Cistercian, Cluniac, Conventual, Crossed Friar, Crutched Friar, Dominican, Franciscan, Friar Minor ... meer laten zien.

Vind elders meer over Jesuit: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0341