Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

bight

zelfstandig naamwoord

1 bight

A loop in a rope.

Roget 343: land covered with water, gulf, gulph, bay, inlet, bight, estuary, arm of the sea, bayou [U.S.], fiord, armlet; frith, firth, ostiary, ... meer laten zien

2 bight

A bend or curve (especially in a coastline).

Nederlands: lus

3 bight

A broad bay formed by an indentation in the shoreline.

Nederlands: bocht

4 bight

The middle part of a slack rope (as distinguished from its ends).

werkwoord

1 bight

Fasten with a bight.


Moby betekeniswoordenboek: L, angle, apex, arm, armlet, bay, bayou, belt, bend, bifurcation, boca, cant, chevron, coin, corner, cove, crank, creek, crook, crotchet ... meer laten zien.

Vind elders meer over bight: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0393