Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

nook

zelfstandig naamwoord

1 nook

A sheltered and secluded place.

Roget 182: place, lieu, spot, point, dot; niche, nook etc. (corner) 244; hole; pigeonhole etc. (receptacle) ... meer laten zien

Nederlands: hoek, hoekje
Pools: kąt, zakątek

2 nook

An interior angle formed by two meeting walls.

synoniem: corner.

Roget 191: receptacle; inclosure etc. 232; recipient, receiver, reservatory.    compartment; cell, cellule; follicle; hole, corner, niche, ... meer laten zien

Roget 244: angularity, angularness; aduncity; angle, cusp, bend; fold etc. 258; notch etc. 257; fork, bifurcation.    ... meer laten zien

Nederlands: hoek, hoekje
Pools: róg, kąt


Moby betekeniswoordenboek: L, alcove, angle, apex, asylum, bay, bend, bifurcation, bight, bolt-hole, cache, cant, carrel, cavity, chevron, coin, concealment, corner, cove, cover ... meer laten zien.

Vind elders meer over nook: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0391