Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

ford

zelfstandig naamwoord

1 Ford

United States film maker (1896-1973).

synoniem: John Ford.

2 Ford

Grandson of Henry Ford (1917-1987).

synoniem: Henry Ford II.

3 Ford

Son of Henry Ford (1893-1943).

synoniem: Edsel Bryant Ford.

4 Ford

English writer and editor (1873-1939).

synoniemen: Ford Hermann Hueffer, Ford Madox Ford.

5 Ford

38th President of the United States; appointed vice president and succeeded Nixon when Nixon resigned (1913-2006).

synoniemen: Gerald Ford, Gerald R. Ford, Gerald Rudolph Ford, President Ford.

6 Ford

United States manufacturer of automobiles who pioneered mass production (1863-1947).

synoniem: Henry Ford.

7 ford

A shallow area in a stream that can be forded.

synoniem: crossing.

Roget 627: method, way, manner, wise, gait, form, mode, fashion, tone, guise; modus operandi, MO; procedure etc. ... meer laten zien

Pools: brĂ³d

8 ford

The act of crossing a stream or river by wading or in a car or on a horse.

synoniem: fording.

Nederlands: doorwaardbare plaats

werkwoord

1 ford

Cross a river where it's shallow.

Roget 302: pass, pass through; perforate etc. (hole) 260; penetrate, permeate, thread, thrid, enfilade; go through, go across; go over, ... meer laten zien


Moby betekeniswoordenboek: access, aisle, alley, ambulatory, aperture, arcade, artery, avenue, bank, bar, bestride, bypass, channel, cloister, colonnade, communication, conduit, connection, coral reef, corridor ... meer laten zien.

Vind elders meer over ford: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0597