Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

passageway

zelfstandig naamwoord

1 passageway

A passage between rooms or between buildings.

Nederlands: gang, travers, traverse, verbindingsweg
Pools: komunikacja, przejście

2 passageway

A path or channel or duct through or along which something may pass.

synoniem: passage.

Roget 260: hole, foramen; puncture, perforation; fontanel; transforation; pinhole, keyhole, loophole, porthole, peephole, mousehole, pigeonhole; eye of a needle; ... meer laten zien

Nederlands: doorgang


Moby betekeniswoordenboek: access, adit, air lock, aisle, alley, ambulatory, aperture, approach, arcade, areaway, artery, avenue, breezeway, broaching, cavity, channel, chasm, check, clearing, cleft ... meer laten zien.

Vind elders meer over passageway: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.042