Engelse synoniemen over ons - contact  

naar bijbehorend lemma

naar bijbehorend lemma

insolence

zelfstandig naamwoord

1 insolence

The trait of being rude and impertinent; inclined to take liberties.

synoniemen: cheekiness, crust, freshness, gall, impertinence, impudence.

Roget 885: insolence; haughtiness etc. adj.; arrogance, airs; overbearance; domineering etc. v.; tyranny etc. 739.    ... meer laten zien

Nederlands: brutaliteit, impertinentie, insolentie, onbeschaamdheid
Pools: zuchwałość, butność, czelność, łobuzerstwo, tupet, bezczelność, szelmostwo, zuchwalstwo, efronteria, aroganckość

2 insolence

An offensive disrespectful impudent act.


Moby betekeniswoordenboek: arrogance, assumption, audacity, bold front, boldness, brash bearing, brashness, brass, brassiness, bravado, brazen boldness, brazenness, bumptiousness, callousness, cheek, cheekiness, chutzpah, cockiness, contempt, contemptuousness ... meer laten zien.

Vind elders meer over insolence: etymologie - rijmwoorden - Wikipedia.

debug info: 0.0452